Hoever mag de fiscus gaan bij het opleggen van een belastingverhoging?

Een vennootschap dient voor 2 aanslagjaren geen belastingaangifte in. De fiscus past dan een aanslag van ambtswege toe en legt een belastingverhoging op van 50% voor het ene jaar en 100% voor het andere jaar, wegens niet-indienen van de aangifte met het opzet om de belasting te ontduiken.

De vennootschap gaat in bezwaar en voor één aanslagjaar bereikt ze een akkoord met de fiscus over een verlaging van de belastingverhoging tot 10%. Voor het andere aanslagjaar diende ze ook bezwaar in, maar op de vragen van de fiscus reageerde ze niet. De directeur wees het bezwaar af en behield de belastingverhoging van 100%.

Aangezien de fiscus echter akkoord is gegaan met een verlaging van de belastingverhoging van het ene aanslagjaar van 50% naar 10% en niet aantoonde dat de niet-aangifte gebeurd is met het opzet om de belasting te ontduiken, herleidde de rechter de belastingverhoging van 100% naar 20%.

Belangrijk is dat de fiscus een belastingverhoging steeds moet motiveren en wanneer een belastingplichtige een overtreding begaat met het opzet om belastingen te ontduiken, dan moet hij meedelen waarom hij dat denkt. In deze zaak vond de rechter dat grote fluctuaties op de rekening-courant van de bedrijfsleider en onduidelijkheden in rekeninguittreksels op zich niet betekenden dat de vennootschap het opzet had om belastingen te ontduiken.

Tenslotte is het enkele feit van ook na een aanmaning geen aangifte te hebben ingediend, normaal gezien geen bewijs van opzet om belastingen te ontduiken.